Op mijn beslissing rust heel de verlossing.

1. Vader, Uw vertrouwen in mij is zo groot geweest, ik moet wel waardig zijn. U heeft mij geschapen en kent me zoals ik ben. En toch heeft U de verlossing van Uw Zoon in mijn handen gelegd en die laten afhangen van mijn beslissing. Ik moet waarlijk door U zijn bemind. En tevens moet ik bestendig zijn in heiligheid, dat U Uw Zoon aan mij geeft in de zekerheid dat hij veilig is, Hij die nog steeds deel van U is en niettemin de mijne, want Hij is mijn Zelf.

2. En dus staan we er vandaag opnieuw bij stil hoezeer onze Vader ons liefheeft. En hoe Zijn Zoon, die door Zijn Liefde is geschapen, Hem lief blijft wiens Liefde in hem compleet wordt gemaakt.